Henk Westbroek - In de wachtkamer van de huisarts zat ik me op te vreten omdat ik bang was dat het met een mini-appelboortje verwijderen van een piepklein wratje onder mijn neus pijn zou doen. Om mijn gedachten te verzetten bladerde ik in een leestafel-magazine van een jaar of twee oud.

Ik bewonderde een foto van het GroenLinkse gemeenteraadslid die zijn baard met dezelfde kleurspoeling oppept als bejaarde vrouwen gebruiken om hun dunne grijze haren een jeugdige uitstraling te geven. De mevrouw naast me keek blijkbaar met me mee en zei met een perfecte Utrechtse tongval: “Zo’n kop kom je tegenwoordig vooral in de zeldzame vogelenboeken tegen.“

Nou weet ik nog minder van vogels af dan de Paus van voortplanting dus ik onthield me van commentaar. Ik zei; “Hij ziet er wel een beetje uit als een nagemaakte, maar maakt het jou wat uit hoe die ze eigen opdoft?” Nee, zei de mevrouw en informeerde me dat ze het zelf akelig vond als mensen kutopmerkingen over haar tattoos maakten. Ze draaide haar rug naar me toe en hoewel ik  minder verstand van tatoeages heb dan een slavenhandelaar van mensenrechten, begreep ik dat de combinatie van Vikinghelmen,  gifslangen en kromzwaarden visuele mest was om een jolige opmerking te willen maken.

”Die kop van je gifslang is redelijk uit de kluiten gewassen,” zei ik omdat de slangenkop drie keer zo groot was als het lichaam van het beest. Nou weet ik pakweg net zoveel van de anatomie van gifslangen als een goudvis van korfbal, maar ik had het instinctieve vermoeden dat de verhoudingen zoek waren.

”Ik was er na afloop ook niet blij mee,” zei de mevrouw, ”maar ik had een stevig biertje op en de gast die mijn slang zette had blijkbaar zoveel pillen in zijn mik gestopt dat-ie met ze harses in de wolken liep. Als je tattoo eenmaal staat dan staat- ie, en je kan hem de volgende morgen niet wegtoveren, wel dan?”

Omdat ik minder kijk op toveren heb dan Hans Klok besloot ik het gesprek naar veilig vaarwater te manoeuvreren.” U kan nog mooi Utrechts praten, dat kom je tegenwoordig niet veel meer tegen, mevrouw. Kent u toevallig die wedstrijd van het Utrechtse woord? In de krant stond dat je het ultieme Utrechtse woord kunt kiezen. Aan die wedstrijd kun je aflezen dat Utrechts  een dooie taal is. Dat merk je aan de top 25 van gekozen woorden die allemaal opgepikt zijn van Tineke Schouten. Zoals bal gehak, wijffie, dakhaas en nog 22 van die Utrechtse dooddoeners.“

De mevrouw keek me aan en zei; ”Ik heb de krant al een paar jaar geleden opgezegd, maar ik geloof je graag. Mijn eigen zoontje van 8 wil ook liever geen Utrechts meer praten, dat valt op school niet goed. Hij spreekt een soort half Marokkaans. Dat pikt ie in de klas op en van rappers. Dat zijn van die theezakkies die wel rap kunnen praten, maar waar ze het over hebben snap je als normaal mens niet.”

Ik was aan de beurt, zei goedemiddag en bedacht dat ik onze ontmoeting op zou schrijven. En aan de lezers zou vragen om het hele verhaaltje in hun eigen hoofd met een Utrechts accent te herlezen.