Henk Westbroek - Fruitflappen is een typisch Utrechts stoepspel dat tot net voor de Eerste Wereldoorlog vooral gespeeld werd door kinderen uit betere buurten. Er was immers zacht fruit voor nodig en dat fruit was voorbehouden aan welgestelden.

Arme sloebers aten wel eens een appeltje, maar het zachtere, kwetsbare en om die reden veel duurdere fruit zoals aardbeien, aalbessen, frambozen en Kaapse Goudbessen kon het gepeupel zich niet veroorloven. En juist dat fruit is flapfruit bij uitstek.

Om goedkoop hardfruit tot zacht flapfruit om te toveren werden appelstukjes soms gestoofd door liefhebbende achterbuurtmoeders die hun kinderen het fruitflappen niet wilden onthouden. Maar juist door het gebruik van gestoofde appeltjes konden de kinderen van welgestelde ouders aan het fruit zien met een jonge armoedzaaier van doen te hebben.

Zoals de jeugd van nu aan sportschoenen die sprekend op Adidasjes lijken direct kunnen zien dat ze het toch niet zijn omdat er een streepje teveel of te weinig aan de zijkant van de schoen is aangebracht. Pesterijen en vernederingen door gebruik van goedkoop flapfruit ontmoedigde het gebruik van de stoofappel onder het plebs.

Maar omdat personen met een beperkt inkomen het gaarbakken van goedkope appels voor fruitflap doeleinden ondertussen wèl perfect onder de knie hadden gekregen, werden voor het eerst rond 1875 stukjes appel verwerkt in twee hemelse producten die we allemaal kennen en puur Utrechts van oorsprong zijn; De Appelbeignet & De Appelflap. De laatste lettergreep van de laatstgenoemde zoete lekkernij verwijst vanzelfsprekend naar fruitflappen; wat een verdomd leuk weetje is voor quizzen.

Op de dagen dat de verjaardag van een lid van het koninklijk huis gevierd werd en het bevoegd gezag straatverkoop zonder vergunning oogluikend toestond, verkochten huisvrouwen uit achterstandswijken in de deuropeningen hun zelfgemaakte Appelbeignets. Of hun Appelflappen. In het Nationale Museum voor Utrechtse Geschiedenis worden brieven van rond 1900 bewaard waarin in feite staat dat huishoudelijke hulpen van rijke stinkerds die rond het Wilhelminapark en de Maliebaan woonden een dubbeltje aan hun personeel meegaven. Zodat die op de koninklijke feestdagen voordat ze naar hun werk liepen nog even een dozijn flappen of beignets voor hun bazen konden kopen.

Toch was er een periode in de nazomer dat ook kinderen uit de achterbuurten die toen nog geen krachtwijken genoemd werden zich massaal aan fruitflappen overgaven. Omdat ze dan rijpe bramen geplukt hadden die op vele plekken in het wild groeiden en daarom niets kosten. Als de bramentijd voorbij was riepen de rijkere kinderen die met ander fruit nog verder fruitflapten pestend en kwetsend: “Tot in de bramentijd!" tegen de arme kindertjes die weer een jaar moesten wachten voordat fruitflappen voor hen weer binnen handbereik kwamen. Hiermee is de historische oorsprong van deze afscheidsgroet verklaard, wat opnieuw een leuk weetje is voor een pubquiz.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het als moreel verwerpelijk gezien om te fruitflappen omdat de fruitverspilling daarbij ruim 98 % is en half Europa schreeuwende honger had. Er werd niet fruitgeflapt. Na die oorlog was het een spel dat de jeugd niet meer boeide. De in 1918 opgerichte Vereniging Voor Fanatieke Fruitflappers viert dit jaar haar 100ste verjaardag en zal zich direct daarna opheffen. De 4 leden hebben informeel laten weten nog wekelijks bij elkaar te zullen komen onder het genot van een kopje koffie met een ... ?