Kees van Oosten - Volgens Karl Marx was de overheid niets anders dan een ondergeschikt werktuig van de heersende klasse van rijke families en grote ondernemers. De overheid zorgde ervoor dat kapitalisten konden beschikken over goedkope arbeidskrachten en grondstoffen. Zo nodig werden politie en het leger ingezet om ontevreden en opstandige arbeiders in het gareel te houden.

Gaandeweg is de overheid zich steeds meer met de inrichting en het functioneren van de maatschappij gaan bemoeien. Niet alleen de economie, maar ook de zorg voor onderwijs, gezondheid, cultuur, welzijn, winkelvoorzieningen, transport, landbouw, natuur en milieu, werden niet langer aan de burgers zelf overgelaten.

De verzorgingsstaat, die vooral na de Tweede Wereldoorlog tot ontwikkeling kwam, had een enorme groei tot gevolg van ambtelijke diensten en ruim de helft van het nationaal inkomen wordt inmiddels door de overheid uitgegeven. Ongeveer 12% van de beroepsbevolking is werkzaam bij de overheid.

Dat, en het feit dat ambtenaren gemiddeld een hoog opleidingsniveau hebben en bovendien sterk in politieke partijen vertegenwoordigd zijn, maakt dat de ambtelijke bureaucratie zelf (anders dan in de tijd van Marx) zich tot een bijzonder machtige belangengroep ontwikkeld heeft.

Als Marx de hedendaagse maatschappij zou beschrijven, dan zou hij de overheid dus niet meer als ondergeschikt werktuig van grote ondernemers aanwijzen, maar als één van die grote ondernemers. Een hele invloedrijke bovendien, omdat de overheid over vele miljarden beschikt om subsidies en opdrachten te verstrekken waardoor veel burgers en ondernemers financieel van de overheid afhankelijk zijn.

Geldverslindende plannen worden steevast aan gemeenteraden en het publiek verkocht met vrome verhalen over leefbaarheid en een mooie bereikbare stad, maar worden voornamelijk door de ambtelijke dienst ontwikkeld uit eigenbelang. Dat eigenbelang is dat ze veel werk opleveren en promotiemogelijkheden scheppen. Of de burger er wat aan heeft blijkt maar al te vaak van ondergeschikt belang.

Het eigenbelang van de ambtelijke dienst gaat samen met dat van andere grote ondernemers. De ambtelijke dienst maakt plannen en zorgt dat die door de gemeenteraad braaf worden vastgesteld, commerciële adviesbureaus zorgen voor de 'wetenschappelijke' onderbouwing ervan en projectontwikkelaars en bouw- en asfaltondernemers voeren ze uit.

Dat de overheid en grote ondernemers handen op één buik zijn wordt vaak ook nog geformaliseerd in publiek-private overeenkomsten. Zoals die tussen de gemeente Utrecht, Corio en de Jaarbeurs.

Dat de stad Utrecht voortdurend op de schop wordt genomen (met alle ongerief van dien) is echt niet om de stad bereikbaarder, leefbaarder, mooier en schoner te maken. Het gebeurt omdat er grof geld aan wordt verdiend. Daarom zullen er, als in 2030 het Stationsgebied klaar is, weer nieuwe plannen klaarliggen om de stad opnieuw op de schop te nemen. Immers, anders komen ambtelijke diensten, projectontwikkelaars, bouwers en adviesbureaus zonder werk te zitten.

Het geld voor al die geldverslindende plannen van de gemeente Utrecht moet natuurlijk ergens vandaan komen. Dat is waarom er geen geld meer is voor elementaire voorzieningen (schoolzwemmen, schuldhulpverlening, sociale woningbouw, zorg e.d.). Dat is ook waarom de gemeente aan elke vierkante meter grond in de stad wil verdienen door de grond te gelde te maken. En door daar bouwplannen voor te maken, bij voorkeur voor kantoren en koopwoningen die veel geld en onroerende zaak belasting opbrengen.

In de tijd van Marx werden de arbeiders uitgebuit door kapitalisten. In onze tijd wordt de bevolking uitgebuit door een kapitalistisch systeem waar de overheid zelf toe is gaan behoren.

Dat burgers daar niet tegen opkomen komt omdat de overheid een grote invloed heeft op het onderwijs, op wat er in de krant staat en op wat wij op de tv zien. Dat is waarom burgers geloven dat de overheid er is voor het welzijn van iedereen. Aan die illusie dragen politieke partijen en volksvertegenwoordigers belangrijk bij door besluiten democratisch te legitimeren waar ze nauwelijks invloed op hebben.