Fred Penninga - lid van het Utrechtse Stadsdichtersgilde - schrijft wekelijks een actueel stadsgedicht. Dit keer onder de titel:

COPACABADJAS

Het is gewoon niet bij te houden,

ik hol hijgend achter de feiten aan.

Utrecht ver-horecaat zienderogen

en met alleen ’n brasserie in voorheen

het Staffhorst-/Vinkepand, of het

designhotel in de Westerkerk ernaast

ben ik er nog niet. Nog niet eens begonnen.

    De voormalige gevangenis spant deze zomer

    absoluut de kroon, met de aanleg van een strand.

    Het celblok-als-decor wil maar geen strandtent worden.

    Al heet het speels Copacabajes, het is niet goed:

    als er een strand is, wil ik een zee, de vloed!

Er komen méér terrassen, koffietentjes

en diverse restaurants bij Tivoli/Vredenburg

aan de kadeboulevard. Ik zucht en puf, wil effies

ergens zitten; dat kan gelukkig, er is plaats genoeg.

Ik haal wijsheid uit mijn nog halfvol glaasje wijn:

hoe groot het aanbod en de keus ook is,

ik kan altijd alleen maar op één plekje zijn!: