Rene van Maarsseveen - De weergoden zijn ons goedgezind. Het regent al dagen, maar tijdens onze barbecue is het droog en zonnig. Die jaarlijkse BBQ betekent bij veel te veel vlees, sauzen en wijn weer even gezellig allemaal oude vrienden bij elkaar.

De sfeer wordt bij zo’n gelegenheid geleidelijk losser. Alleen Theo wordt altijd wat serieuzer van te veel drank. Dan wordt hij filosofisch en levensbeschouwelijk. Ik heb daar minder moeite mee dan de meeste andere aanwezigen. Dus als ik op een gegeven moment naast hem zit, luister ik geduldig naar het onderwerp dat hij wil aansnijden.

‘Ik was laatst in Amsterdam’, begint hij, ‘daar stond ik in de …straat (hij vertelde me de naam, maar die ben ik vergeten, RvM). Ik zou toch zweren dat die straat was genoemd naar een politicus, maar het bleek een schrijver’.

‘Wel leuk dat het er bij stond’, zeg ik.

‘Nee René’, reageert hij fel, ‘het stond er niet bij, ik las het naderhand in een boek. Het had net zo goed de politicus kunnen zijn’.

‘Even goed, voor het stratenboek maakt het niet uit’, probeer ik relativerend.

‘Het is gewoon gemakzucht’, gaat Theo verder, ‘want wat kan het nu kosten om zo’n tekstje over de herkomst er bij te zetten. Ze gaan er tegenwoordig gewoon vanuit dat je internet hebt, maar daar heeft een toerist toch niets aan. Het hele historische besef is weg …’

Theo gaat nog even door. Op een gegeven moment onderbreek ik hem, ‘in Utrecht zie je het wel, die teksten bij straatnaamborden’.

‘Hoe kom je daar nu bij’, reageert Theo zo mogelijk nog feller, ‘dat gebeurt helemaal niet’. Ik zie al wat vrienden onze kant opkijken. Met een gezicht vol onschuld kijk ik enkele van hen aan, die begrijpend terug glimlachen. ‘Op de oude borden zie je het wellicht nog. Maar als een er een nieuwe moet komen laten ze het weg’.

‘Het is me eerlijk gezegd nooit opgevallen’, probeer ik, ‘niet in Utrecht tenminste’.

‘Ach, het is in Utrecht al jaren zo. Ze gooien met bakken geld voor allerlei onzin, maar een beetje beschaving, een subtiel respect naar het verleden is er niet meer bij’.

‘Ik begrijp wat je bedoeld’, doe ik een laatste  poging Theo uit zijn wijnroes te halen, ‘wellicht moeten we eens kijken of we het niet op de politieke agenda kunnen krijgen. Utrecht is zo met promotie bezig. Ze wil graag een belangrijke toeristische stad zijn. Volgend jaar komt de Tour de France. Dat betekent veel bezoekers van buiten. Een mooi gelegenheid voor de politiek om ook wat beleid te richten op kleine verbeteringen, zoals de teksten bij straatnaamborden en informatie bij de lantaarnconsoles. Die beeldhouwwerkjes onder lantaarns zijn uniek in de wereld, denk ik’.

Theo kijkt me na mijn monoloog enigszins verbaasd aan. Ik wacht zijn reactie niet af. ‘Nou Theo, wat doen we, nog een biefstukje of liever een kippenvleugel?’ Als ik even later met mijn bordje terugkom is het onderwerp vergeten. Dat is ook zo’n aangename kant, denk ik aan mijn kipboutje kluivend, van een gevorderde, met wijn overgoten barbecue.