Rene van Maarsseveen - ‘Doe maar weer eens een venijnige column, over politiek met een scherp randje’, zegt Erik, een vriend, als ik het met heb over nieuws030. Thuisgekomen denk ik terug aan zijn woorden. Er is niets om me druk over te maken, realiseer ik me.

In Utrecht kabbelt het allemaal gewoon verder. Het probleem met de schuiten op de vecht is uitgekauwd, het mediaal bashen van Bert van der Roest staat al lang niet meer in verhouding tot zijn misdrijf en de grondtroepen bij de taxi-oorlog rondom Uber in Utrecht hebben de frontlinies nog niet bereikt. 

Nieuws030, denk ik nog even, zou daar ook Nieuwegein in mogen worden meegenomen. Daar kan ik wel wat over vertellen. Hoe het van rijkste gemeente van Nederland in vijftien jaar naar de rand van de afgrond sprintte, met wellicht binnenkort een artikel-12 notering. Maar nee, wat mij betreft houden we het bij Utrecht, stad.

Ik denk terug aan de opmerking  twee weken geleden van Agnes, een vriendin. Ze heeft haar abonnement op de krant opgezegd, kijkt geen nieuws- en actualiteitenprogramma’s meer en neemt afscheid als het in een gesprek op negatieve onderwerpen komt. Na een korte gewenning voelt ze zich nu heerlijk, alsof er ook van haarzelf een last is afgevallen nu ze de wereldproblemen buiten haar deur heeft gezet.

Met die gedachte fiets ik naar een bevriende drukker. ‘Kijk eens, René’, is het eerste dat ik hoor bij binnenkomst, ‘dit zul je ook prachtig vinden. Wellicht kun je lezers van Nieuws030 ermee verblijden’.

Hij drukt me een boekje in handen. ‘Gids van Utrecht voor Iedereen’, lees ik op het omslag. Het blijkt een openbaar vervoergids uit 1919.

Snel blader ik naar de Wittevrouwenstraat, mijn geboortestraat. Mijn vader vertelde dat dit smalle straatje tussen de Biltstraat en de Voorstraat in zijn jeugd, rond WOII, nog tweerichtingsverkeer had en dat er zelfs een tram doorheen ging. In 1919, lees ik in de gids, was dat tramlijn 2. Die reed van station Maliebaan, via station Biltstraat, door de Wittevrouwenstraat naar het Centraal Station.

Ik blader verder door het boekje. Achterin staan lijstjes. Die van de Utrechtse bruggen nodigt me uit. De Bakkersbrug kent iedereen, en de Rode brug is ook bij velen bekend, maar veel meer bruggen in Utrecht hebben namen. In het boekje staan ze over twee bladzijden verdeeld.

Wat ook opvalt aan de gids uit het begin van de vorige eeuw, zijn de advertenties. Minstens een derde van boekje bestaat uit reclame voor Utrechtse winkels, bedrijven en organisaties. Die hebben niet de frisse, kleurrijke vormgeving die we tegenwoordig gewend zijn. Het zijn teksten met een saaie opbouw, waarbij hooguit bij de naam en het adres een wervend zinnetje is geplaatst.

De advertentie van de ‘Vereeniging tot het houden van Jaarbeurzen in Nederland’ is wel informatief en interessant. Het meldt dat de in 1916 opgerichte Jaarbeurs in 1917 een bezoekersaantal had van 110.000 en een omzet van 10 miljoen gulden. Een jaar later was dit opgelopen naar 200.000 bezoekers en een omzet van 30 miljoen gulden. Tegenwoordig ligt de omzet van de flink uitgebreide Jaarbeurs rond 150 miljoen euro (330 miljoen gulden) en is het aantal bezoekers ongeveer 2,5 miljoen.

Natuurlijk moet ik ook de advertentie van boekhandel Broese aanhalen. Het statige bedrijf dat de afgelopen jaren in zwaar weer kwam en een aantal keren van naam veranderde. In 1919 zat het nog op de plek waar het twee jaar na de oprichting in 1843 begon, in Huize Royestein aan de Oudegracht 175. De advertentie meldt dat voor 8,40 gulden (3,80 euro) een jaarabonnement op ‘De Natuur’ kan worden genomen. Twaalf exemplaren van het gerenommeerde tijdschrift over natuurwetenschappen voor een prijs waar je nu niet eens één uitgave van KIJK voor kunt kopen.

Ik denk aan Erik en Agnes. Erik zal het weer zonder venijn moeten doen. Niets leuker in deze periode van wereldwijde transitie, dan terug te kijken naar het verleden. Naar een tijd waarin het wellicht leuker leek, maar die natuurlijk ook zijn scherpe kantjes had.