René van Maarsseveen - Al enkele jaren schrijven meerdere columnisten een week voor het begin van het Nederlands Film Festival over het Gouden Kalf. Niet over het beeldje dat de acteur, regisseur of scenarioschrijver ontvangt voor zijn prestaties het afgelopen filmjaar.

Nee, dan gaat het over de vier meter hoge broer die tijdens de Filmdagen fier zijn hoofd licht arrogant naar de hemel werpt. Alsof het afstand neemt van de Gemeente Utrecht dat zich graag grootstedelijk voordoet, maar zich doorgaans provinciaal gedraagt.

Al enkele jaren is er de discussie over het al dan niet kopen en plaatsen van de gouden blikvanger. Dan weer is er gebakkelei over een locatie, dan weer over de prijs. Die locatie is er nu. Bij het in de begroting vele miljoenen hoger uitgevallen Muziekcentrum TivoliVredenburg. Het beeld staat er nu. Laat het nu een keer staan.

Niet de zoveelste

Ik wil niet de zoveelste zijn die vanuit filmoptiek een lans breekt voor de permanente plaatsing van dat opvallende, karakteristieke beeld. Natuurlijk begrijp ik ook wel dat het kalf een symbool is voor één van de weinige culturele Utrechtse initiatieven die nog bestaat na ruim dertig jaar. En alleen daarom al een plaats verdient bij de nieuwe culturele tempel.

Maar ik zie ook een andere functie bij de entree van de binnenstad. Neem alleen al de toeristen, waarvan de commissie Utrecht Promotie er elk jaar meer naar klein-Amsterdam wil lokken. Ze lopen van het Centraal Station naar het centrum en weten ‘bij het Gouden Kalf rechtsaf’. Het kalf als een opvallende, met zo veel karaat bladgoud afgewerkte, markering op de hoek van het Smakkelaarsveld en de nieuwe city. De hoek waar het water straks weer stroomt door de singel en het Gouden Kalf de verbinding maakt tussen heden en verleden.

Beetje bevooroordeeld

Ok, ik ben een beetje bevooroordeeld. Ik heb films gemaakt en rondgehangen op filmsets. De weg naar een film is veel minder glamorous dan de meeste mensen denken bij het zien van de uiteindelijke film, de rode loper en de gezellige berichten bij RTL Boulevard. Het is vaak wachten op sets die nog niet zijn opgebouwd, geld wat ondanks toezeggingen nog niet binnen is, acteurs die niet in hun rol kunnen komen.

Er is zoals waarschijnlijk overal een wereld achter de façade. Die zag ik niet alleen bij het maken van films. Ik zag het bij de vele bedrijven waar ik in de afgelopen jaren voor werkte. En ik zag het bij het Grote Gouden Kalf.

Met Theo Mackaay, de beeldhouwer, ging ik naar een bronsgieterij. Daar stond het vier meter hoge kalf te blinken. Het stak glanzend af tegen de grauwe werkplaats en gereedschappen van de bronsgieter. Even trots stond het daar, zich niets aantrekkend van de rommel om hem heen, als nu voor het gebouw van TivoliVredenburg. Het stond in de gieterij te wachten op zijn vertrek naar een plek waar het voor altijd kon glanzen. Voor altijd, op een vaste plek in Utrecht.