René van Maarsseveen - Afgelopen week las ik het boek ‘Langs de Nullijn’ van Sietse van der Hoek. Een interessant boek vanwege de vele feiten en inzichten. Daarmee ontstaat een aanvullend begrip over de geschiedenis van Nederland.

Eén hoofdstuk handelt over Utrecht en met name Hoog Catharijne. Het was dat hoofdstuk waardoor ik het boek ontdekte. Het leuke is dat daarin, in het klein, de achtergrond van het boek bijna letterlijk naar voren komt.

Want Van der Hoek, oud-journalist van de Volkskrant, maakte een wandeling door Nederland op zoek naar antwoorden bij zijn idee, dat Nederland is te verdelen in een natuurlijke scheidslijn. Een diagonaal die loopt van Goes naar Groningen, waar wellicht niet toevallig de bijbelgordel overheen loopt..

De diagonaal verdeelt ons land in tweeën. Links van de lijn, in het Westen, vind je nuchter realisme. Daar aan de kustkant, het lage land van kust en klei, moesten mensen land ontginnen en inpolderen. Aan de andere kant van de lijn, in het Oosten, heerst meer idealisme. De beschutting van bos en beek, van licht, ruimte en leegte. Ik doe de schrijver geen recht met deze summiere samenvatting van zijn idee.

In ‘Langs de Nullijn’ geeft de schrijver in 23 hoofdstukken ondersteuning aan zijn gedachten over de tweedeling. In één van de hoofdstukken gebruikt hij daarbij dus Utrecht en Hoog Catharijne.

‘Schizofrener dan het stadshart van Utrecht kan het hart van een stad niet zijn’, schrijft Van der Hoek. Aan de oostkant zijn steegjes en straatjes, de Dom, zomerse terrasjes langs water, aan de westkant hoogbouw, de hoofdkantoren van bedrijven, de Jaarbeurs. En dan: ‘wil je in dat Utrechtse hart van de ene naar de andere kant, dan moet je dóór Hoog Catharijne’.

Die tweedeling werd in mijn jeugd nog sterker beleefd. Ik fietste met vrienden vanuit onze ouderlijke woningen rondom de Biltstraat naar onze voetbalclub Zwaluwen Vooruit in Kanaleneiland.

Na de bekende tunnel met de grote ronde gaten aan het Smakkelaarsveld kwam je in een andere wereld. De gezellige drukte van het centrum en de herenhuizen ging over in een open vlakte met daarachter een wereld van arbeiderswoninkjes en flats. De tunnel verdeelde voor ons de wereld in tweeën.

Het hoofdstuk over Utrecht roept herinneringen op. Het somt de vele pogingen op de binnenstad leefbaarder te maken, na de Nota Toekomst Oude Stad in 1956. Dan weer door één richtingsverkeer in te stellen en kort daarna weer andere oplossingen te onderzoeken. Je zou kunnen zeggen dat de huidige werkzaamheden de zoveelste poging zijn of mogelijk de uitvoering van het finale plan.

Zoals gezegd doorspekt Van der Hoek zijn historische betoog met leuke feitjes. Zoals dat Rijk de Gooijer in 1956 de schrijver en oorspronkelijke vertolker was van ‘Als ik boven op de Dom sta’. Ik heb altijd gedacht dat het van Herman Berkien was.

En wist je dat het van de ene naar de andere kant lopen van Hoog Catharijne 939 passen is, dat het winkel- en kantooroppervlak van HC 180.000 vierkante meter is, wat overeenkomt met 27 voetbalvelden en dat er 55 miljoen reizigers per jaar door HC wandelen en dat verwacht wordt dat het er in 2025 honderd miljoen zijn.

‘Langs de Nulllijn’ was een heerlijk boek om te lezen deze week. Ik kan het iedere Utrechter – zeg nooit Utrechtenaar as-ie geen homo is (SvdH) – aanbevelen.