Door Raymond Taams

Het was 5 december 2013, een vriend bracht me, na een etentje in de binnenstad, met de auto terug naar huis. “Wat ga je verder doen vanavond?”, vroeg hij. “Mijn kerstboom optuigen”, antwoordde ik. Die middag had ik bij de Praxis naast mijn flat nabij Kanaleneiland een blauwspar van één meter hoog in een pot gekocht. “Jeetje, dat zou ik echt nooit doen als ik alleen was”, keek de vriend verwonderd. 

Alleen was ik destijds. 32 lentes, en op elk levensgebied vastgelopen. Concreet betekende dit: geen werk, geen vriendin, sporadisch seks, weinig vrienden. Er viel niks te vieren op die vijfde december in het jaar 2013. Toch versierde ik mijn kerstboom, ondertussen de berichtgeving op de radio rondom het overlijden van Nelson Mandela volgend.

De dag erna had ik een afspraak bij een vrijgevestigde psychiater. ‘Vrijgevestigd´ zeg ik bewust, want het was de eerste keer dat ik naar een hulpverlener ging die niet bij een grote GGZ-instelling werkte. In de tien jaar daarvoor, van mijn tweeëntwintigste tot mijn tweeëndertigste, had ik veel van dit soort instellingen bezocht.

Ik belde aan bij een sjofel gebouwtje met een plat dak, ergens in een zijstraat in Hoograven. Een kale, bebaarde zestiger deed open. Voordat hij zijn hand uitstak, bekeek hij me van onder tot boven met een keurende blik. “Neem plaats”, gebaarde hij even later naar de stoel tegenover zijn rommelige bureau in een spreekkamer vol kunstwerken.

Tot mijn verbazing suggereerde hij een diagnose waaraan geen van de minstens twaalf psychologen die ik bij instellingen versleet had gedacht, maar waarvan ik alle symptomen kon afvinken. ADHD, alleen dan de variant zonder hyperactief gedrag, waarbij het druk is in je hoofd, zonder dat de buitenwereld het merkt. Voor de goede orde volgde er een tweede gesprek, waarbij de diagnose officieel werd gesteld.

“Volgens mij doe je er verstandig aan methylfenidaat te proberen”, overhandigde de psychiater me een recept. Methylfenidaat is de stofnaam van Ritalin, ik zou dagelijks zes pillen moeten slikken om geestelijk normaal te functioneren. Omdat dit idee mij tegenstond, vroeg ik mijn huisarts naar zijn mening. “Ok, dus je wilt het graag op de natuurlijke manier doen…”, herhaalde de huisarts mijn belangrijkste argument, “… dan moet je weten dat ADHD’ers in primitieve samenlevingen meestal achter een hek eindigen, zonder eten en drinken, ik heb dat gezien toen ik in Afrika werkte.”

Zijn ruwe benadering sprak me aan. Dat je in Nederland sociale voorzieningen hebt, verhult slechts dat ook hier een keiharde sociale hiërarchie bestaat. Wanneer je geestelijk te ver afwijkt van het gemiddelde, hoor je nergens bij. Ik wilde me niet langer geïsoleerd voelen en begon dezelfde dag nog met Ritalin. Onmiddellijk ervoer ik een dramatische verbetering.

Methylfenidaat reduceert de gedachtenstroom in mijn kop, waardoor ik helderder op situaties reageer. De afgelopen tien jaar slikte ik braaf elke dag de zes pillen, mede daardoor is mijn leven inmiddels een stuk voller en socialer. Prettig bijeffect is dat ik door het Ritalin-gebruik mijn ego overwon. Immers, wanneer ik een goed ontvangen column schreef, was dit niet langer volledig mijn eigen prestatie.

Zoals Lance Armstrong zeven keer als eerste in de Tour finishte dankzij middelengebruik, bedwong ik de afgelopen jaren taaltechnische bergtoppen met behulp van chemische spullen. Zonder medicijnen waren mijn columns wellicht niet goed genoeg voor publicatie, lezers die zich eraan ergeren hoeven dus slechts te bidden dat op een dag de productie van betaalbare ADHD-medicijnen hapert.

Om stichtelijk te eindigen, spreek ik de hoop uit dat we allemaal ons ego overwinnen in het nieuwe jaar. Alleen op die manier kunnen we samen de reusachtige uitdagingen aan waarvoor we ons in dit turbulente tijdsgewricht gesteld zien.