Louis Engelman – Het valt het Utrechtse stadsbestuur niet mee om zijn burgers meer bij zijn plannen te betrekken. Dat blijkt uit het rapport dat de Utrechtse Rekenkamer deze week publiceerde. Participatie is complex en gaat vaak moeizaam.

Het college zegt zich daarvan bewust te zijn en toont bereidheid een aantal aanbevelingen voor verbetering over te nemen. Maar heel erg van harte gaat dat niet. Want in een reactiestuk wordt ook nogal afwerend gereageerd.
In de trant van: dat doen we allang, je kunt het niet iedereen naar de zin maken, en bij uitdagingen waarvoor de stad staat kunnen belangen botsen. Dit wekt de indruk dat het college er moeite mee heeft de kritiek te verkroppen.

Terwijl er uit het Rekenkamerrapport genoeg te leren valt. Want daarin wordt geen florissant beeld geschetst van het ‘participatiebeleid’ van de gemeente Utrecht. De kritiek richt zich onder meer op het gebrek aan informatie, onduidelijkheid over de inbreng van burgers en op de vaak niet erg transparante werkwijze.

In het rapport ‘HOREN, ZIEN EN SAMEN DOOR’ wordt geconcludeerd dat het de stad niet is gelukt de in 2018 gestelde doelen in de beleidsvisie ‘Samen Stad Maken’ te realiseren.

Ook is te lezen dat het voor veel Utrechters onzichtbaar is of de gemeente wel opkomt voor hun belangen. Ze voelen zich tijdens het participatieproces onvoldoende betrokken en weten achteraf vaak niet wat er met hun suggesties is gebeurd.

Weliswaar zegt 48 procent van de 400 ondervraagden dat de gemeente ‘benaderbaar’ is, maar daarentegen geeft van de andere helft circa 30 procent aan dat zij de ‘betrouwbaarheid en betrokkenheid’ van het bestuur laag waarderen. Dat zijn geen fijne cijfers voor het stadsbestuur.

Daarbij komt dat het niet alleen voor de gewone burger moeilijk is om een eenmaal ingeslagen weg om te buigen naar een ander einddoel. Ook de gemeenteraad heeft daar last van. Volgens het rapport worden de raadsleden voorafgaand aan de participatietrajecten niet goed geïnformeerd over de vorm ervan en over de vraag waarom het zo gebeurt. Dan begint het begrip ‘Samen stad maken’ wel erg te wringen.

Uit het verslag van de Rekenkamer rijst het beeld op van een overheid die wel met de mond belijdt participatie erg belangrijk te vinden, maar die als het er op aan komt behoorlijk afhoudend is. Dat komt overeen met mijn eigen ervaringen van de laatste jaren, waarin ik langs de zijkant processen volgde zoals in de Merwedekanaalzone en in het Rachmaninoffplantsoen.

Maar het wordt voor burgers nóg moeilijker als het college externe communicatiespecialisten inhuren. Die zien het – en dat is niet onlogisch – kennelijk als hun taak het stadsbestuur tevreden te stellen door de participatie naar een van tevoren gesteld doel te leiden.

Participatie is in die situaties een enorme fopspeen. Je mag wel deelnemen, als je maar niet dwars gaat liggen. Bij zo’n betuttelende houding verlang ik erg terug naar het ouderwetse woord ‘inspraak’. Dat suggereert in elk geval meer dan het huidige participeren dat er ook sprake kan zijn van echte invloed.