Louis Engelman – Met stijgende verbazing heb ik maandagavond via Zoom gekeken naar de derde inspraakbijeenkomst over het plan om aan het Rachmaninoffplantsoen een 70 meter hoge appartementenflat te bouwen.

De eerste inspraakronde van vorig jaar voor de zomer had nog wel iets vrolijks. Een zonovergoten markt naast het voormalige gemeentekantoor aan de Ravellaan 96 waar nu studenten wonen. Daar werd het initiatief voor de flat ‘Weltevreden’, dat voor de omwonenden compleet uit de lucht kwam vallen, via gesprekken, foto’s en kaarten toegelicht.

Tijdens de tweede ontmoeting met de buurtbewoners op 2 november 2021 in het Zalencentrum NDC Den Hommel was de sfeer al veel minder opgewekt. De aanwezigen voelden niets voor de voorgestelde inspraakmethode om in groepjes uiteen te gaan en het initiatief in kleine kring te bespreken. Ondanks de zware druk die op hen werd uitgeoefend bleven ze plenair vergaderen. Ze wilden graag elkaars argumenten over het plan horen.

Dan zou je toch denken dat de gemeente, communicatiebureau Dietz en projectontwikkelaar ‘Mooi Ontwikkelt’ tot het besef waren gekomen dat zij de inspraak serieuzer moesten nemen. Helaas bleek dat niet het geval. Door de coronapandemie werd een Zoom-meeting opgetuigd die meer irriteerde dan inzicht verschafte.

De bijna tachtig (!) belangstellenden mochten in het eerste deel van de bijeenkomst drie kwartier lang alleen maar luisteren naar vertegenwoordigers van de gemeente en de initiatiefnemer die vooral het plan aanprezen. De microfoon van de insprekers was centraal uitgezet.
Jawel, middels een chatfunctie konden ze vragen intypen, maar bij de beantwoording daarvan was het opvallend dat de kritische vragen compleet werden genegeerd.

Lastig was het ook om naar de uitleg van de professionals te luisteren en tegelijkertijd mee te lezen met de chatberichten, die steeds grimmiger werden. ‘Handig om alleen de vragen op te pakken die gunstig zijn voor het bouwen’, reageerde een bewoner. Een ander schreef: ‘Ik voel me niet gehoord en vind dat de vragen die jullie hebben beantwoord niet relevant en urgent. Ik voel me betutteld en niet serieus genomen. En dan mogen we nu in groepjes met jullie praten. Nee bedankt!’

Degenen die wel online bleven werden (zonder inspraak) in groepjes ingedeeld om daar met een van de organisatoren te discussiëren. In mijn groepje leidde dit ertoe dat met name de voorzitster het woord voerde en zeer uitgebreid inging op vragen. Van discussie was nauwelijks sprake en ook daar werd niet – zoals beloofd – op de eerder ingediende kritische vragen ingegaan. Wat er in de andere groepen werd besproken, dat kwamen we niet te weten.

Toevallig had ik juist ’s middags nog eens een blik geworpen op het participatiebeleid van de gemeente. ‘In Utrecht kan iedereen meedenken, meedoen en invloed uitoefenen op wat de gemeente doet’, staat er in de eerste zin van de samenvatting. Daarna wordt er gesproken over ‘Samen stad maken op de Utrechtse manier’, wat ervoor moet zorgen dat ‘meer Utrechters zich betrokken voelen bij de ontwikkelingen in de stad’.

Mijn gêne over wat er maandagavond digitaal plaats vond steeg met die uitspraken in het achterhoofd met de minuut. Dat ik nu weet dat er in dit voorjaar wordt gewerkt aan een Stedenbouwkundig Plan van Eisen, dat dit voor de zomer voor inspraak wordt vrijgegeven en dat dit eisenplan in het najaar aan de gemeenteraad wordt voorgelegd, geeft mij niet de overtuiging dat de stem van de bewoners van Welgelegen daarin ook duidelijk te horen zal zijn.

Pas in een rommelige afronding van de inspraakbijeenkomst werd helder dat die bewoners in meerderheid helemaal niet zitten te wachten op de bouw van een flat. De boodschap die in de afzonderlijke discussiegroepjes was afgegeven luidde: liever behoud van de huidige bovengrondse parkeerplaats dan op die plek een appartementencomplex.

Maar of die stellingname ook serieus zal worden genomen? Ik heb m’n twijfels. Door een deelnemer gevraagd naar haar gevoel over de inspraakavond zei gemeentelijk projectmanager Judith Zuidgeest: ‘We doen het nog niet goed. Maar waar dit in zit, daar ben ik nog niet achter.’