Hoe beleven de Utrechters de ramp van het coronavirus? Nieuws030 laat ze aan het woord in de Corona-kroniek.

Door Arne Zuidhoek - Het is oorlog.

     Voorjaar 1945 stond mijn moeder, met mij aan de hand, voor het gymnastieklokaal aan de Jan van Arkelstraat, Hoograven in een lange rij voor een pan soep. In ruil voor voedselbonnen, verstrekt door de regering. De vijand was "de Duitser", ofwel "Mof", doorgaans herkenbaar aan zijn uniform.

     Voorjaar 2020, nog geen week geleden, stond ik in rij van een twintig personen voor een voedselpakket. Sloeg gedurende een uur durende wachttijd iemand van me af die te vaak te dicht bij me kwam. De man werd gevankelijk weggeleid. Hij was niet een vijand, nee, maar wellicht school de vijand ín hem. Deze vijand leeft onder de naam Corona, ofwel "Virus" - een onzichtbare opponent. Iederéén kan een vijand zijn

     Repatrieerde vanaf een eiland onder de evenaar in een volledig gevuld vliegtuig, georganiseerd door de overheid van Luxemburg, slagvaardig gesanctioneerd door de overheden van België en Nederland. Anders dan de voorgeschreven ruimte van 1,5 mtr tot de medemens bedroeg de afstand hier links en rechts een 0-10 cm, en voor- en achter ons 40-50 cm. De vlucht nam acht uren in beslag, gevolgd door een treinreis van eveneens een uur of acht. Zowel in Luxemburg als in België en Nederland vertoonden de deuren van de wagons kuren, wij overleefden een slag om in het voertuig te geraken alleen door ons niet aan de gewenste afstand te houden.

     De eerste vier Nederlanders waarmee wij, eenmaal in patria, mee te maken kregen, waren mannen. Allevier bebaard. Allevier Turken. Allevier aardige mensen.

     Welkom thuis.