Door Albert van Wersch - De oorlog bracht voor de Wijk C‑ers ‑ net als voor de rest van Nederland ‑ veel ellende. In Wijk C woonden nogal wat joden, van wie bijvoorbeeld bakker Cohen uit de Willemstraat tot ver buiten de wijk bekend was om zijn verse brood op zondag.

Veel van de Wijk C‑se joden, ongeveer dertien gezinnen, werden weggehaald en de meeste zijn niet teruggekeerd. De bekendste jood was wel Ben Bril, oud bokskampioen en boksscheidsrechter. Na de oorlog keerde hij als een van de weinige van zijn familie terug en begon de bekende (Beter-Belegde-Broodjes-Bij-Ben-Bril) broodjeszaak op het Vredenburg.

Mannen werden gedwongen in Duitsland te gaan werken. De Duitsers hielden in de wijk razzia's op zoek naar onderduikers. Bij zo'n razzia vluchtte in de Koningstraat een jongen op het dak achter een schoorsteen. De Duitsers hadden echter een uitkijkpost op het politiebureau gezet en schoten hem daarvandaan neer.

Ook de Chinezen, die in de wijk woonden op het Oranjehof, werden bij zo’n gelegenheid opgepakt en afgevoerd naar het Vredenburg om op transport te worden gesteld. Op het laatst besefte een wat slimmere Duitse officier dat ze eigenlijk niet in oorlog waren met China en werden ze weer vrijgelaten.

NSB en oproer

Begin jaren dertig was het hoofdkwartier van de NSB nog gevestigd aan de rand van de wijk op de Oudegracht. Vandaar uit dachten ze wel door de wijk te kunnen marcheren. Ondanks de dreiging van Duitsers en NSB‑ers behield de wijk toch het eigen karakter. Waarschijnlijk werd het er zelfs nog door versterkt. De afkeer van het gezag van buiten werd alleen maar groter. Van de Duitsers en vooral de NSB‑ers moest de buurt niets hebben.

Nog steeds kunnen wijkbewoners verhalen ver­tellen van de keren dat NSB‑ers de wijk uitgeslagen werden, of in de Oudegracht gegooid. Meneer Van Dijk: 'Ik had een broer die werkte op de batterijenfabriek en die was menger, roet met vet. Hij was elke dag zo zwart als een tor, dan kon je hem niet meer terug herkennen. Op een middag liep Van Geelkerken met zo'n groep NSB‑ers te marcheren door de Jacobsstraat. Mijn broer kwam voorbij met paard en wagen, op weg naar huis. Hij was zo fel op die NSB‑ers dat hij de zweep van de koetsier nam en de NSB‑ers op de bek sloeg, met van die rooie strepen. Toen hebben ze hem achterna gezeten, maar niet te pakken gekregen.

Later kwam er van de Croeselaan een hele groep WA mannen, uitdagend marche­rend. Bij Gijsen hing een meisje van een jaar of twintig uit het raam en toen zeiden ze: "Doe dat raam dicht". Dat deed ze niet. Nou, toen was de kogel door de kerk heen en werd het een enorme vechtpartij. Zelfs Duitse pantserwagens zijn er aan te pas gekomen.'

Nadien durfden de NSB‑ers de wijk niet meer in. Ook collectanten van de Winterhulp waren niet welkom. Zij verkochten onder andere luciferdoosjes om geld in te zamelen voor uniformen voor frontsoldaten in Rusland. Nu was er al geen gewoon geld meer maar alleen nog zinken munten. Toen ze bij een huis aanbelden ging het bovenraam open en kwam er een grote zinken teil naar beneden op hun koppen terecht en werd er achteraan geroepen ‘sorry maar ik heb niet kleiner’.

Wijk C'ers in de Bergstraat bij een bevrijdingsfeest mei 1945. Foto: Volksbuurtmuseum

Verzet en vluchtelingen

Een aantal Wijk C‑ers zat in het verzet waaronder bakker Koppert in de Willemstraat waar het verzet bij elkaar kwam. Ook waren er veel onderduikers in de wijk. De nauwe sloppen, poortjes en pakhuizen waren immers ideale plekken om je te verstoppen. Ook bij de Zusters Augustinessen zou er in Wijk C sprake zijn van 'glimlachend maar verbeten verzet'.

De Zusters Augustinessen verleenden hulp aan onderduikers en vluchtelingen. Zij konden dat doen dankzij hun contacten met allerlei illegale groepen. Onderduikers konden er terecht, werden van daaruit verder geholpen met vervalste papieren of met veilig werk.

Doortrekkers konden daar ook terecht. Ruim 7000 mannen die uit Duitsland terugkwamen, bleven daar langere of kortere tijd tot zij weer in staat waren om op een of andere wijze naar hun eigen gezin terug te keren.

Vele duizenden die op doortocht waren naar het platteland om voedsel te halen, vonden er een plaats om te rusten. Verder werd er aan ruim 10.000 mensen onderdak, voedsel en tijdens de koudste wintermaanden ook kleding verstrekt. Er werd daar meer dan 120.000 liter voedsel bereid voor baby's, bejaarden en zieken.

De paters Augustijnen droegen zorg voor het veilig onderdak brengen van de onderduikers en de vluchtelingen. Zij bezorgden gevluchte arbeiders zogenaamde 'bewijzen van afkeuring' om te voorkomen dat ze op transport naar Duitsland werden gesteld.

De hulpverlening vond plaats onder de ogen van de Duitsers. De bezetters kregen er op den duur er wel lucht van. Na de oorlog werd een omvangrijk Dossier gevonden waaruit bleek, dat ondanks het belastend materiaal tegen de provinciaal der Augustijnen, die aan het hoofd stond van deze 'verzetgroep' van kloosterlingen, het centrum bij de Augustinuskerk toch ongemoeid werd gelaten.

Zwarte handel

De Wijk C‑ers die in de handel zaten, konden meestal nog wel wat te eten organiseren. In de wijk werden illegaal beesten geslacht en broden gebakken. De handel kon goed als dekmantel dienen voorzwarte handel en sommige Wijk C‑ers verdienden daar goed aan. Vanwege de zwarte handel in zelf gestookte sterke drank werd het Duitse soldaten zelfs verboden de wijk binnen te gaan. Die drank was namelijk  bepaald niet gezond om te drinken.

Het verhaal gaat dat er daarom bij de ingangen van de wijk borden stonden met daarop ‘Verboden voor Wehrmacht soldaten’. Een andere reden was dat men beducht was voor opstootjes die in de wijk snel konden escaleren.  Niet zo vreemd want de wijk was een belangrijk uitgaanscentrum in de stad door de vele kroegen, prostituees en logementen. Dit trok veel buitenstaanders aan die met de nodige drank op aanleiding konden zijn voor een relletje.

Grote delen van de wijk waren al voor de oorlog gesloopt voor de aanleg van de Sint Jacobsstraat. De oorlog veroorzaakte nog meer gaten in de wijk. Het politiebureau werd gebombardeerd wat veel schade gaf in aanliggende straten. In de wijk werden straten afgebroken, delen van de Zuilensteeg, de Kroonstraat, de Bergstraat en de Waterstraat bij het Paarden­veld werden in december 1943 door de Duitsers gesloopt. Hiervoor in de plaats kwamen bunkers in en rond het politiebureau.

Een van de bunkers aan het politiebureau Paardenveld. Op de achtergrond de Monicakerk bij de Herenweg. Foto: HUA

Het hele politiebureau was uiteindelijk een versterkte citadel geworden. De veilinggebouwen op het Paardenveld werden gesloopt zodat men een vrij schootsveld had vanuit het politiebureau richting Amsterdamsestraatweg. Bij het huidige café Weerdzicht was onder de Zandbrug een bunker met munitieopslag gebouwd die via een tunnel onder de straat door met het café was verbonden. Zo konden de Duitsers met mitrailleurs de haven verdedigen.

De oorlog was voor veel mensen een omslagpunt in het omgaan met elkaar. Voor de oorlog kon je rustig je handel buiten laten staan, men vertrouwde elkaar en lette op elkaars spulletjes. Doordat het in de oorlog ‘gewoon’ was, uit overlevingsdrang, te stelen van de Duitsers of anderen werd het na de oorlog ook ‘gewoon’.  Iets wat veel Wijk Cers tot op de dag van vandaag betreuren.

Pastoor Van Nuenen op de schouders in de Jacobsstraat met een menigte Wijk C'ers in mei 1945. Foto: Volksbuurtmuseum

Bronnen:

Nuenen, L.S. (1945), Paters Augustijnen, 584; N.N., 'Verzetscentrum-Waterstraat hielp duizenden gevluchten' in: ?

Wijk C, het hart klopt door, handel en wandel van een utrechtse volkswijk, ; Cambium 1983

Archief Nederlands Volksbuurtmuseum.