Door Paul Hustinx - In de discussie over nut en effectiviteit van  de milieuzone is door de gemeente veel beweerd, bijvoorbeeld dat ‘Utrecht 30% schoner wordt door 2% van de auto’s te weren’, of na de sjoemelsoftwarekwestie dat de verwachtingen van het effect van de zone gebaseerd zijnop ‘uitstoot in de praktijk’ en niet op fabrieksopgaven die de uitstoot vaak te rooskleurig voorstellen.  Deze uitspraken lokten direct veel kritiek uit. Hoe zit het nu precies?

De eerste uitspraak werd door wethouder Van Hooijdonk bij andere gelegenheden weliswaar genuanceerd; het ‘30% schoner’ betreft alleen een lagere roetuitstoot en soms vertelde ze er ook correct bij dat dit cijfer alleen de bijdrage van licht verkeer omvat. Met andere uitgestoten stoffen en zwaarder verkeer is dus nog geen rekening gehouden.

Volgens TNO-medewerker Richard Smokers gaat het hier ook uitdrukkelijk om de lokale bijdrage aan de verontreiniging, waarbij moet worden beseft dat de achtergrondconcentratie van veel stoffen vaak hoger is dan het aandeel lokale uitstoot. Dit geldt echter meer voor stikstofverbindingen dan voor roet waar het in deze uitspraak om gaat.

De tweede uitspraak werd gedaan nadat eind  2015 bekend werd dat ook vele nieuwe auto’s in de praktijk veel meer uitstoten dan de bij keuringen in het lab gemeten waarden.  De vraag is of de gemeente, die zich beroept op TNO-metingen, werkelijk zoals gesteld over  gegevens betreffende praktijkemissies beschikt.

TNO’er Smokers zegt dat zijn instituut inderdaad metingen in representatieve rijomstandigheden heeft verricht, maar alleen voor stikstofoxyden (NOx) - dus niet roet -, en alleen voor de modernste voertuigen waarvoor de recentste en strengste milieunormen, Euro-5 en -6, gelden.  Echter, juist NOx wordt door de gemeenteminder relevant geacht voor de milieuzone. Vanuit het oogpunt van gezondheidseffecten legt zij de prioriteit bij verlaging van de roetuitstoot en ook in haar effectiviteitsclaim legt zij hier de nadruk op.

Voor fijnstof, waar roet onderdeel van uitmaakt, is de techniek van wegmetingen nog in ontwikkeling. Ook bestaan er voor Elementair Koolstof (EC), een belangrijk onderdeel van roetuitstoot, volgens Smokers nog geen ‘uniek vastgestelde meetmethoden’. Gegevens over EC-uitstoot zijn gebaseerd op van wat uit de literatuur bekend is over het aandeel EC in de fijnstofuitstoot, en dat laatste wordt tot op heden in het lab gemeten.

De gegevens over roetuitstoot gelden daardoor slechts als ‘indicatief’. Betekent dit dat ze onbetrouwbaar of zelfs onjuist zijn? Zeker niet, zegt TNO.  Over de labgegevens aangaande roet is men stellig, in tegenstelling tot bij NOx, dat deze als gevolg van de werking van roetfilters overeenkomen met emissies op de weg. Men spreekt daarom ook hier toch van ´praktijkemissiefactoren´, met de kanttekening dat het schattingen daarvan betreft weliswaar. Liegt de gemeente als zij zegt over praktijkemissiegegevens te beschikken? Het is dus maar hoe je het bekijkt, maar direct van de weg komen de gegevens over het belangrijkste te weren uitstootdeel, roet, dus niet.

Ook zegt TNO doordat EC vrijwel alleen door dieselvoertuigen wordt uitgestoten, en dus niet uit andersoortige bronnen afkomstig kan zijn, door EC-metingen in de lucht een goed beeld van de EC-uitstoot van deze auto’s te hebben. Hoe dan ook, moderne Euro-5/6 –auto’s zijn door hun roetfilter een factor 20 tot 100 schoner dan oudere modellen, stelt Smokers, waarmee hij dus een aanzienlijke EC- dan wel roetreductie gegarandeerd acht.

Utrechts luchtkwaliteitscriticus Kees van Oosten, tegenstander van de milieuzone omdat het te verwachten effect marginaal is en deze de gemeente weerhoudt van in zijn ogen noodzakelijke drastischere maatregelen, heeft er zijn twijfels bij of de labmetingen over fijnstof de praktijk wel goed weergeven. TNO geeft toe dat verwachtingen over de emissies van nieuwe Euroklassen regelmatig in ongunstige zin moeten worden bijgesteld, maar dat dit juist niet geldt voor fijnstof ‘waar nieuwe dieselauto’s beter presteren dan vooraf was ingeschat’.

Daarnaast gaat TNO, volgens Van Oosten, in haar berekening van het effect van de milieuzone op basis van wagenpark en daarbij behorende uitstootgegevens voorbij aan het feit dat roetfilters verstopt raken, of vanwege het energieverbruik uit auto’s worden weggesloopt, wat volgens hem zelfs bij 6% van de nieuwe auto’s gebeurt. TNO bevestigt dat hier tot nu toe bij de bepaling van emissiefactoren geen rekening mee is gehouden, dit omdat betrouwbare cijfers hierover ontbraken, maar meldt inmiddels met de RDW bezig te zijn dit in kaart te brengen. De uitkomsten wijzen inderdaad op rond de 6% niet functionerende roetfilters, maar het totale effect hiervan op de berekende vermindering van de roetuitstoot als gevolg van de milieuzone schat TNO voorlopig in als ‘beperkt’.