Paul Hustinx - Sloop niet zomaar gewaardeerde gebouwen, maar integreer op zijn minst delen ervan in een nieuwe inrichting voor het Utrecht Science Park. Zo benut je de ruimte beter, en als je ook het University College niet naar De Uithof verplaatst, is het niet nodig om, zoals in de voorliggende Omgevingsvisie wel gebeurt, de eerder vastgestelde grenzen voor behoud van groenzones te overschrijden.

Dat zijn in het kort de opmerkingen van Aryan Sikkema, voormalig bouwmeester van de Universiteit Utrecht (UU) – periode 1984-2005 – op de plannen van universiteit en gemeente met het gebied. “Herbestemmen van bestaande gebouwen, en niet slopen, is duurzaam, spaart groene ruimte en respecteert geschiedenis”, zegt hij.

In de afgelopen tijd passeerden er een aantal toekomstplannen voor het Utrecht Science Park (USP), bij velen beter bekend onder de uitgebannen naam De Uithof. Eind vorig jaar presenteerde de Universiteit Utrecht (UU) een Stedenbouwkundige Visie op het gebied. Deze voorzag onder andere in ver reikende zichtlijnen op de Heidelberglaan door verwijdering van wegoverkluizende bouwdelen, in kleinschalige ontmoetingsplekken in de ruimte tussen de gebouwen, maar ook in volledige sloop van een aantal gebouwen, opvallend genoeg juist de gebouwen uit de late jaren ’70 en begin jaren ’80 die destijds juist naar ‘de menselijke maat’ waren ontworpen als tegenreactie op de eerdere anonieme betonnen hoogbouw.

Het betreft de beide ‘Centrumgebouwen’ Langeveld en Groenman en het Bestuursgebouw. Dit voorjaar kwam de gemeente vervolgens met een Omgevingsvisie voor het gebied, een soort planologisch kader voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied. Hierin wordt onder meer gesproken over parkeren aan de  rand van het gebied, knips in doorgaande wegen en behoud van groenzones.

Bewoners uit de wijk Rijnsweerd hebben laten weten veel bezwaren te hebben tegen de gepresenteerde plannen. Wie ook gebruik maakte van de inspraakmogelijkheid is de vroegere ‘bouwmeester’ van de universiteit, in het dagelijks leven meestal aangeduid als ‘hoofd Vastgoed’, Aryan Sikkema.

Hoewel de inspraakronde strikt genomen alleen over de Omgevingsvisie gaat, grijpt hij de gelegenheid aan om in zijn commentaar ook op elementen uit de Stedenbouwkundige Visie in te gaan. Want keuzes uit de Stedenbouwkundige Visie hebben ook consequenties voor het oordeel over de Omgevingsvisie.

Als het gaat om het eventueel tegengaan van de sloop van de jaren ’70-bouw stuit Sikkema erop dat deze gebouwen afzonderlijk net niet monumentwaardig worden bevonden door onder andere instituties als het Cuypersgenootschap. Maar het bijzondere van deze gebouwen zit ook volgens Sikkema niet zozeer in een iconisch karakter van deze panden op zich, maar eerder in het tijdsbeeld dat ze vertegenwoordigen en hun aandeel in de ‘staalkaart’ van opvattingen over universitaire bouw, en als zodanig vertegenwoordigen ze ‘jong universitair cultureel erfgoed’, vindt hij: alle gebouwen tezamen geven als ensemble een beeld van de geschiedenis en zijn als zodanig waardevol.

De bedreigde ‘centrumgebouwen’ Langeveld en Groenman vertegenwoordigen de tijd van de opkomende democratisering op de universiteit. Gebouwen moesten toen vooral laag, kleinschalig en van baksteen zijn. De eerdere betonnen hoogbouw daarentegen, zoals het Van Unnik- en Kruytgebouw dateert nog uit de tijd dat er niet eens een U-raad was.

Groenmangebouw. Foto: HUA

Langeveldgebouw. Foto: HUA

Sikkema pleit ervoor om van de stenen gebouwen, die volgens hem ‘positief worden gewaardeerd’ en waaraan ‘mensen gehecht zijn’, op zijn minst delen te behouden. Van het Bestuursgebouw is het vooral het lange deel dat als onprettig ervaren wordt, maar de hoek daarentegen vindt hij zeker het behouden waard. Je zou dan de hoek kunnen laten staan en het lange deel inkorten of daar ‘iets anders’ mee kunnen doen, suggereert hij.

Bij het Langeveld zou ook bijvoorbeeld minstens één vierkant bewaard kunnen blijven, terwijl een ander deel wordt vervangen door bijdetijdse, eventueel hogere, nieuwbouw. De Stedenbouwkundige Visie die de UU met het bureau Barcode Architects opstelde, dat leunt op het centrale idee om op de Heidelberglaan meer open ruimte te creëren voor een verreikende zichtlijn door wegoverkluizingen en ‘in de weg staande’ gebouwen als het Groenmangebouw te verwijderen noemt Sikkema ‘heel zwak’: “Het wordt een zielloze open vlakte”.

Liever ziet Sikkema een of twee kleinere pleinen die middels een ‘gezellige drukte’ tot werkelijke sociale ontmoeting aanzetten. De gezelligste pleinen ‘zijn vaak klein’, meent hij. En als het gaat om ontmoeting en wegoverkluizingen, vindt hij het overigens ‘verschrikkelijk’ te vernemen dat de destijds bewust gecreëerde ontmoetingsruimte in het bruggebouw tussen de bibliotheek en het Van Unnikgebouw deze zomer definitief is verwijderd. Een kernbezwaar van Sikkema is dat voor al die gebouwen die voor zichtlijnen moeten wijken, elders nieuwbouw gepleegd moet worden en dat gebeurt volgens de Omgevingsvisie ook op plekken die nu nog als beschermd groen buiten het bebouwbaar areaal vallen, zoals het gebied ten zuiden van de Cambridgelaan.

En op dit punt raakt zijn kritiek op de Stedenbouwkundige Visie die op de Omgevingsvisie. Dat bouwen in het groen is volgens Sikkema helemaal niet nodig. Niet alleen om de genoemde reden, maar ook omdat de UU 70.000 m2 in huisvestingsoppervlak wil inkrimpen. Als ook het University College op het Kromhoutterrein blijft, zoals hij ook graag ziet, hoeven de groenzones volgens hem helemaal niet aangetast te worden. De ‘unieke sfeer van studeren, wonen en ontmoeten’ op de ‘overzichtelijke campus’ kan op De Uithof ook helemaal niet gecreëerd worden, stelt hij.

Sikkema denkt dat ‘creatieve ontwerpers’ best oplossingen kunnen bedenken voor de ogenschijnlijk beperkte flexibiliteit en naar de huidige normen matige energieprestatie van de voor sloop voorgedragen jaren ’70-gebouwen op De Uíthof. De gebouwen hebben een kolomstructuur, die veel verschillende indelingen mogelijk maakt, dus met die beperkte flexibiliteit valt het volgens hem wel mee. En wat er niet in past, kan in nieuwbouwdelen worden ondergebracht.

Het ook door de UU aangevoerde asbestprobleem is bij sloop niet minder relevant dan bij herontwikkeling, want in beide gevallen moet er een volledige asbestsanering plaatsvinden. Herbestemming acht hij in elk geval duurzamer dan sloop en vervanging. Ook het Kromhoutterrein hoeft volgens hem niet wegens te weinig rendabiliteit te worden afgestoten. Ook hier zijn met creatief denken oplossingen te bedenken, verwacht hij, bijvoorbeeld door er andere universitaire functies toe te voegen. Dan hoeft er op De Uithof niet zo veel groen verloren te gaan. 

Overigens is Sikkema niet alleen maar negatief over de Omgevingvisie, want hij begint zijn bezwaarmakingsbetoog met de melding dat hij ‘met genoegen en waardering’ kennis heeft genomen van de Visie.

“Er staan respectabele ambities, goede bedoelingen en veel mooie woorden in”, zo schrijft hij ook, en de ideeën over een ‘groen-blauw raamwerk’ spreken hem zelfs zeer aan. Dit neemt echter niet weg dat hij zich genoodzaakt voelde bovengenoemde punten van kritiek, waarbij het vaak gaat om een relatie met de Stedenbouwkundige Visie, toch even onder de aandacht te brengen.

Het gaat er hem niet alleen om gelijk te krijgen bij de gemeente, maar door aandacht te vragen voor de waarde van gebouwen als ensemble, hoopt hij ook bij de universiteit een andere manier van denken op gang te brengen.

Ten aanzien van het Van Unnik- en het Kruytgebouw - deze waren eerder ook voorgedragen voor sloop - was dit al grotendeels gelukt, ook door de inzet van de Vereniging Oud-Utrecht hiervoor. Hij hoopt dat deze lijn zich voortzet. Het denken in termen van Jong Cultureel Erfgoed past in elk geval wel in het gemeentelijk beleid, want daar is al een ‘clubje’ mensen vanuit deze invalshoek aan de slag.

De weilanden aan de Toulouselaan in 2010 met op de achtergrond het Willem C. van Unnikgebouw. Foto: Het Utrechts Archief

-

Oud Utrecht

Deze week maakte de Vereniging Oud-Utrecht bekend bezwaren te hebben ingediend tegen de plannen in USP. Zij vraagt hierin een beroep doend op het ‘algemeen belang’ aandacht voor de erfgoedwaarde van zowel het gehele gebied als voor individuele voor sloop in aanmerking komende gebouwen.

De Vereniging merkt op dat het eerdere idee van bouwen in gerichte clusters ter bescherming van het groen eromheen en ertussendoor lijkt te worden verlaten. Er worden althans veel te weinig harde grenzen aan uitbreiding van de bebouwing gesteld. ‘Het oude landschap, ons groene erfgoed’, wat men ziet als ‘een belangrijk kenmerk van het gebied dat aansluit op de Waterlinie’ komt hierdoor in gevaar, vindt men. 

Oud-Utrecht pleit voor expliciete formuleringen aangaande ‘harde begrenzingen’ aan de bouwambities ter bescherming van de omgeving. Over de eventueel te slopen gebouwen merkt men op dat dit potentieel erfgoed is uit de periode na 1965. De inventarisatie en waardebepaling van bouwwerken uit deze tijd is nog in volle gang, maar hierop mag niet met sloop worden vooruitgelopen, betoogt men.

Eveneens vanuit het ‘algemeen belang’ bepleit men om ‘duurzaam’ met de gebouwen om te springen, dat betekent zoveel mogelijk ‘herbestemming’ dan wel ‘duurzaam hergebruik’. Samenvattend komen de bezwaren erop neer dat men de indruk heeft dat de gemeente in deze omgevingsvisie teveel naar de pijpen dans’ van de ‘eigenaar of vragende partij’ in het gebied en te weinig het algemeen belang van stad en maatschappij voor ogen heeft.