Door Wim van Scharenburg - Tijdens mijn zoektocht naar ‘Zuilen in de Tweede Wereldoorlog’ vielen mij een aantal dingen op. Wat bleek namelijk: als er in een boek over ‘de gemeente Utrecht en de Tweede Wereldoorlog’, dingen voorkwamen die in Zuilen waren gebeurd, dan werd dat niet vermeld. Ook het omgekeerde kwam voor: er gebeurden dingen in Zuilen die helemaal niet in de Utrechtse oorlogsverhalen voorkomen.

Schuilkelders en loopgraven

Wat voor verhalen in die Zuilense oorlogsgeschiedenis duiken er dan zoal op? Het begint al goed met de aanleg van de schuilkelders en loopgraven. Een inwoner vindt het gemeentebestuur nogal laks en schrijft een brief aan B. en W. waarin hij zijn ongerustheid niet onder stoelen of banken steekt. ‘In de naburige gemeenten zijn deze dingen namelijk wel al op orde’, schrijft hij er nog fijntjes bij. Hij krijgt al de volgende dag antwoord: ‘… de voorbereidingen zijn gereed, en nu u toch zo geïnteresseerd bent: we hebben uw naam en adres meteen maar even doorgegeven aan de desbetreffende dienst, één dezer dagen kunt u een oproep in de bus verwachten om te komen helpen met graven!

10 mei 1940

Wat ik zelf miste in de boeken over de Tweede Wereldoorlog was hoe de mensen de 10e mei 1940 beleefden. Op deze vraag aan een aantal oudere inwoners van Zuilen kreeg ik schitterende verhalen. Het vliegtuiggeronk werd door de nog slaperige Zuilenezen verward met het geluid rammelende melkbussen en zagende vaders. Maar daar is ook het verhaal van de door alle herrie heen slapende jeugd.

Verzet

Ook de intocht van de Duitsers, met daaraan gekoppeld de eerste vormen van ‘verzet’, stonden al snel op papier. Daarnaast is het me opgevallen dat in het boek van mevrouw T. Spaans - van der Bijl geschreven wordt over de drie leden van de gereformeerden jongelingsvereniging in Zuilen, die in haar ogen min of meer de grondleggers van het verzet waren. Niet alleen van het Zuilense, maar ook dat van Utrecht! Zij heeft het over Cees Rosenbrand, een verpleger uit ‘Huize Zuylenveld’, Cor de Kogel, die woonde bij de Rode Brug, en Bert Lankester uit de Abraham Kuijperstraat in Zuilen. Zij waren het die al in de zomer van 1940 een lijst aanlegden met adressen van NSB-ers.

Februaristaking

Een aantal andere ‘wapenfeiten’ kregen volgens mij ook niet de juiste bronvermelding. De Februaristaking waaide van Werkspoor Amsterdam over naar de fabriek te Zuilen. Een Zuilense inwoner ging langs bij zijn collegae en spoorde hen aan ook hier het bijltje erbij neer te leggen. Vervolgens betrokken zij ook de werknemers van De Muinck Keizer erbij en was de staking een feit.

Richard Huke

De in Zuilen neergestorte Engelse sergeant Richard Huke moest een plaats krijgen in de geschiedenisboeken. Hij was de enige geallieerde militair die op het grondgebied van Zuilen overleed. Wel heel erg letterlijk op Zuilens grondgebied: zijn parachute weigerde en hij viel dood op 200 meter van Slot Zuylen.

Dagelijks leven

En dan de vele verhalen over ‘het dagelijks leven in de Tweede Wereldoorlog’. Waarbij opgemerkt moet worden dat we in Zuilen gezegend waren met de heer A.H. Pasman, uitgever van het ‘Zuilens Nieuwsblad’, dat hij zelf maar al te graag volschreef. Ook de zusters van het klooster in de St.-Ludgerusstraat hebben in de kroniek die zij bijhielden tijdens de Tweede Wereldoorlog een prachtig tijdsbeeld van deze periode opgetekend.

Maar voor de geschiedschrijving van Zuilen in de Tweede Wereldoorlog komt nog een opmerkelijk aspect om de hoek kijken: wat is het nou?

Is het een dorp?

Een dorp met alle bijbehorende genoegens: waar de baron heel wat inwoners van Zuilen een boom schonk uit het bos in de omgeving van Slot Zuylen. Een dorp met het idee van ‘iedereen kent iedereen’ op het gemeentehuis, dus is het verkrijgen van een vals persoonsbewijs een fluitje van een cent!

Een dorp waarvan enkele bewoners er geen moeite mee hebben om een schaap in huis te halen en dat vet te mesten! (of is dat nou juist een grote-stad reactie?)

Een dorp waar de dorpse mentaliteit ook aanwezig was bij de medewerkers van Werkspoor bijvoorbeeld. Een der directeuren schrijft hierover (ik citeer) ‘Op enkele tientallen personeelsleden na, was zowel de bedrijfsleiding als het personeel niet Duits gezind. Zij die dat wel waren, waaronder NSB-ers, waren bekend, zodat hier rekening mee gehouden kon worden. Van verraad of schadelijke informaties aan de bezetter was geen sprake’ (einde citaat).

Is het een dorp, met zijn verschillende verhalen over de razzia’s: Jan Willem, de zoon van notaris J.A.M. Koch vertelde maar wat trots zijn verhaal. Er werd een razzia gehouden en de mannen uit de Sweder van Zuylenweg die werden opgepakt moesten op hun transport wachten in de achterkamer van het geconfisqueerde huis van zijn vader. Onze mooie kinderjuf wist echter de aandacht van de bewakende Duitse soldaten af te leiden waardoor mijn zus en ik de deuren naar de tuin van het slot af konden halen, vertelde Jan Willem. Daardoor hebben verschillende mannen kans gezien om via de tuin te ontsnappen.

En het verhaal van een bewoonster uit de Herman Modedstraat die kwam vertellen hoe een razzia werd voorkomen door haar overbuurman, een Rijksduitser, die de soldaten zo lang aan de praat hield en van koffie voorzag, dat zij hun razzia maar afbliezen. ‘Dat verhaal hoort ook in de geschiedenis van Zuilen in de oorlog hoor’, was haar reactie. Maar het geeft ook heel mooi het dorpse van Zuilen weer.

Wat ook past in het idee van het dorp is het verhaal dat de baron zijn ‘buiten’, huize ‘Zuylenveld’ ter beschikking stelde voor de revalidatie van Nederlandse militairen die bij de gevechten tijdens de eerste dagen van de oorlog gewond raakten.

Of is Zuilen toch een onderdeel van de grote stad?

Een stad met belangrijke spoorbruggen, die door de geallieerden beschoten worden. Een stad met de aanwezigheid van bedrijven als Werkspoor en De Muinck Keizer, die voor de bezetter moesten gaan werken. Daardoor werden dit ‘Kriegswichtige’ bedrijven, de grootste in de omgeving, een doelwit voor de geallieerden: vliegtuigen hebben herhaaldelijk de fabrieken met bommen willen bestoken en bij De Muinck Keizer heeft zo’n aanval een werknemer gedood.

Deze fabrieken werden ook nog heel lang van kolen voorzien, en de vele verhalen van inwoners uit de omgeving van de fabrieken die op kolenjacht gingen passen ook niet in het beeld van een dorpje aan de Vecht. Dat zijn grote-stads-verschijnselen toch?

Dat maakt de geschiedschrijving ook zo boeiend, maar ook lastig. Het effect van het dorp-idee is namelijk ook nog dat ‘iedereen’ uit Zuilen het idee heeft dat hij of zij precies weet wat zich tijdens de oorlog allemaal in Zuilen heeft afgespeeld. ‘Alles’ weten ze. Maar als je dan vraagt waar bijvoorbeeld de eerste jaren de dodenherdenking in Zuilen plaatsvond, want het verzetsmonument was er nog niet, krabben de meeste even achter de oren, daar vraag je me wat!

Al met al lijkt me de conclusie gerechtvaardigd dat in Zuilen alle aspecten van zowel een dorp als een stad aanwezig waren. Maar door de dorpse effecten zijn de verhalen wel makkelijker in kaart te brengen, de mensen die het allemaal overkomen is, weten blijkbaar waar ze moeten zijn als ze hun verhaal kwijt willen.