Agent De Waard vertelt over de terugkeer in het Utrechtse politiekorps na zijn onderduik.

Ook onder de mensen van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS) zijn ‘verkeerde personen’. Op een dag, de tweede of derde dag na de bevrijding, moeten wij een gevaarlijke NSB-er aanhouden, tenminste men heeft ons gezegd dat hij weleens zou kunnen gaan schieten. Een collega en vier man van de BS gaan mee.

Ik bel aan en die NSB-er doet zelf open en zegt tot onze verbazing: ‘ik heb al twee dagen op jullie zitten wachten, waar bleven jullie?’ Ik ga met mijn collega en twee BS-ers naar binnen. In de keuken, waar zijn vrouw zit, praten we even kort met deze NSB-er.

Na een paar minuten vragen we ons af waar die twee BS-ers zijn gebleven. Mijn collega blijft bij die NSB-er, terwijl ik de huiskamer binnenga. In de kamer zie ik die twee BS-ers in kasten en laden rondsnuffelen. Voor alle zekerheid vraag ik daarom maar even of zij hun zakken willen leeghalen. Tot mijn grote ontsteltenis komt er een hele cassette zilveren lepels, vorken en messen tevoorschijn. En dat moet het goede voorbeeld geven…!

(Bron artikel: Grenzen aan gehoorzaamheid van Arnold Vernooij)